God, ja, ze houdt van hem. Dat is ook wat ze aan haar vriendinnen blijft herhalen: ‘maar ik hou van hem’. Als ze hem vanop een afstand bezig ziet, hoe hij ingespannen tuurt naar iets wat zijn aandacht op dat ogenblik bezighoudt, dan wil ze niets anders dan de stoppels op zijn wang strelen, hem een kus op zijn slaap geven. Hij hoeft haar aanwezigheid zelfs niet eens te erkennen: als hij zich maar gesteund weet door haar. Ja, ik weet het, zegt ze, soms zit ik alleen thuis en hij is god weet waar, en ik vraag me af of het allemaal niet simpeler kan. Soms wil ze schreeuwen opdat hij gewoon eens zou vragen hoe haar dag geweest is. Maar ja, zegt ze, en ze vermijdt de blikken van haar vriendinnen, maar ja, dat is echte liefde, als je van elkaar blijft houden, ondanks alles.