Eén man van de drie had het gelukzalige glimmende gezicht van een gewoontedrinker die aan zijn derde drankje van de dag toe is. Zijn twee metgezellen waren opgewonden aan het debatteren. Ze zetten een boom op over de fatale beslissingen van de Europese mogendheden in de jaren dertig. Met wat meer vooruitziendheid had alles anders kunnen uitdraaien, maar was dat op langere termijn wel een goede zaak? Er werd heen en weer geschoven met subcontinenten, miljoenen doden, en ideologische principes. Eén van de causeurs leunde behaaglijk achterover, een kleurig sjaaltje om de hals gedrapeerd. Hem was het meer om de sport te doen; hij zei dingen als: ‘Goed, lap er Iran dan ook nog maar bij!’, terwijl hij zijn biertje in de lucht hield. Maar de andere, een schriele kaalkop, discussieerde alsof het proces van de wereldgeschiedenis aan hem was toevertrouwd. Hij richtte een starre blik op een punt vlak naast zijn gesprekspartner, en hief van tijd tot tijd pontificaal zijn wijsvinger op. Middenin één van diens pleidooien begon de man met het glimmende gezicht te stamelen: ‘Wat jullie doen, jongens, wat jullie doen…’, maar de twee anderen sloegen geen acht op hem, en hun vriend stotterde verder tot hij uiteindelijk het woord uitspuwde waar hij op zoek naar was: ‘… is contrafactuele geschiedenis!’ en voldaan over zijn bijdrage glimlachte hij in het lentezonnetje.